Van peuter naar kleuter: taalontwikkeling in beeld (3 tot 4 jaar)
Er komt een moment, meestal ergens tussen de plassen en de plakhandjes door, waarop je denkt: “Hé, ze praten echt met me. Niet alleen tegen me.” Die overgang van peuter naar kleuter is niet alleen fysiek en emotioneel groot, maar ook op taalgebied een ware groeispurt.Maar wat gebeurt er precies in die overgang? En hoe weet je of je kind lekker meegroeit?De ‘taalversnelling’ tussen 2,5 en 4 jaarIn de peuterfase gaat het snel. De woordenschat explodeert. Eerst hoor je losse woordjes (“bal”, “mama”, “op”), dan korte zinnetjes (“mama mee!”) en voor je het weet krijg je de eerste meningen te horen: “Dat is stom.” Of, nog mooier: “Ik ben geen baby meer.”Kleuters voegen daar iets aan toe: zinsbouw, verhaalopbouw, en gesprekstechniek. Ze beginnen te vertellen wat er gebeurde, waarom het gebeurde en hoe zij dat vonden. De peuter die “au” zei, wordt de kleuter die uitlegt dat hij viel “omdat de stoeptegel wiebelde”.Elke klank telt. Maar elk verhaal nog meer.Wat zie je vaak gebeuren?Tussen 3 en 4 jaar groeien kinderen naar het volgende niveau:Ze spreken in volledige zinnen van 5 tot 8 woorden.Ze leren werkwoorden vervoegen (“ik ging naar opa”).Ze stellen waarom-vragen. Veel. Heel veel.Ze gaan meespelen in taal: fantasiewoorden, grapjes, rijmen.Ze vertellen wat er gebeurde op de opvang – inclusief details die jij niet verwacht.Deze ontwikkeling komt grotendeels overeen met wat logopedisten zien in de overgang van TARSP-niveau 3 naar 4 – een veelgebruikt observatiesysteem voor taal bij jonge kinderen (De Jong, 2001; Bishop & Edmundson, 1987). Rond 3,5 jaar spreken kinderen gemiddeld zinnen van 5 tot 8 woorden, maar dat tempo verschilt per kind. Niet elk kind volgt dezelfde route en dat is normaal.En ja, het blijft soms onduidelijk wat ze zeggen. Dat hoort erbij. Niet elke klank is al op z’n plek. Veel kleuters zijn nog volop bezig met het automatiseren van klanken als /r/, /s/ of klankclusters.Wat kun jij als ouder doen?Herhaal zonder verbeterenZegt je kind “Ik loopte daar”? Herhaal rustig: “Oh, je liep daar.” Zo hoort je kind het juiste model, zonder af te kraken. Kinderen leren van voorbeeldtaal – niet van correcties.Geef ruimte voor verhaalVraag niet alleen wat ze deden, maar hoe en waarom. “Wat vond jij daar leuk aan?” is vaak spannender dan “Wat heb je gedaan?”Laat taal leven in spelSpelen is taal in actie. Speel winkeltje, ziekenhuis of bouwplaats – en benoem wat je doet. Kinderen pikken het op zonder dat je het merkt. Lees samen met een open eindeKies boekjes met vragen en plaatjes om over te praten. Maak zinnen niet te snel af – laat je kind invullen. Verhalen samen maken is goud voor de zinsopbouw. Wees niet te snel bezorgd.Elk kind ontwikkelt anders. Een kind dat later praat, kan alsnog sprongen maken. Groeien in taal, groeien in vertrouwenVan peuter naar kleuter is een magische fase, een tijd van sprongen, struikelen en soms hilarische misverstanden. Het is geen rechte lijn, maar een kronkelig pad vol ontdekkingen. En weet je? Jij loopt er als ouder gewoon naast. Stap voor stap.Twijfel je?Heb je twijfels over de taalontwikkeling van je peuter of kleuter? Bespreek het met je consultatiebureau, de leerkracht of een logopedist. Taalontwikkeling op jonge leeftijd is belangrijk en vroeg erbij zijn helpt.Gebruikte inzichten:Deze blog is gebaseerd op praktijkervaring van logopedisten binnen Praatjuf, en op inzichten uit de TARSP-taalanalyse (De Jong, 2001), de taalontwikkelingsmodellen van Bishop & Edmundson (1987), en evidencebased ouderbegeleiding.